Op 6 oktober vorig jaar gaf Pol Horna zijn voorlopig laatste concert in De Panne. Muziekliefhebber Robert Florizoone interviewde de legendarische muzikant over zijn leven vol muziek, herinneringen en de onuitwisbare stempel die hij op De Panne drukte.
Pol, ik ken je al mijn hele leven als professionele muzikant van De Panne, maar ben je ook van hier afkomstig?
Alhoewel ik in 1937 geboren ben in Oostende, heb ik mijn hele leven in De Panne gewoond. Ik liep school in het Panne Instituut, en bracht al opgroeiend heel veel tijd door in ‘Le Littoral’ op de hoek van de Sloepenlaan en de Nieuwpoortlaan, waarvan mijn oom René Hoornaert de uitbater was. Daar traden heel veel artiesten en orkesten op en zo heb ik mijn interesse voor muziek ontwikkeld. Aanvankelijk kreeg ik les van mijn oom, maar later volgde ik ook muziekles.
In welke fanfares, orkesten en muziekgroepen kwam je zo terecht?
Na de Tweede Wereldoorlog waren er in De Panne verschillende muziekmaatschappijen met een andere ideologische strekking. Zowel de socialisten, de liberalen als de katholieken hadden hun eigen muziekgroep, en die ronselden regelmatig nieuwe leden in de scholen. Aangezien ik in het Panne Instituut school liep, belandde ik in ‘Panne Vooruit’, waaruit later het Bolhoedenorkestje ontstond, met onder meer Gilbert Coffyn, Maurice Ocquet en Willy Alleweireldt. Gilbert Coffyn gaf me les, en ik was daar vlug mee weg. Muziek zat er bij mij echt ingebakken.
Was dat, toen je ouder werd, gemakkelijk te combineren met je beroepsactiviteiten?
Begin jaren 1950 volgde ik lessen aan het conservatorium in Oostende. Toen ik als bakkersgast begon te werken, eerst in de bakkerij Louagie en later in de bakkerij van de familie Vandermeeren, ging dat niet meer. Midden in de nacht beginnen werken en ’s avonds nog les volgen, was een beetje te veel van het goede. Ik ben dan gestopt met het conservatorium, maar ben wel klarinet blijven spelen in meerdere harmonieën.
Hoe komt het dat je later toch als beroepsmuzikant aan de slag bent gegaan?
In 1956 werd er beslist dat ik Le Littoral van mijn oom ging overnemen. Eerst moest ik wel nog mijn militaire dienstplicht vervullen. Ik had toen nooit kunnen vermoeden dat één gebeurtenis tijdens die dienstplicht mijn hele leven zou veranderen …
Na een ongelukkige val en een te late behandeling buiten mijn wil om, kwam ik in het Universitair ziekenhuis van Leuven terecht. Ik werd er behandeld voor gangreen in het been en kroop er echt door het oog van de naald. Mijn leven kon enkel gered worden door de amputatie van mijn been. Na twee jaar kwam ik zo als invalide terug naar huis en kon ik niet langer werken als bakker of in de horeca. De muziek was wel een optie dus nam ik als 20-jarige mijn studies aan het conservatorium weer op en behaalde ik mijn diploma.
Ik had toen nooit kunnen vermoeden dat één gebeurtenis tijdens die dienstplicht mijn hele leven zou veranderen …
Was het moeilijk om als muzikant werk te vinden?
Ja, dat liep niet van een leien dak. De muziekscholen hadden al leerkrachten genoeg en ook in een militaire harmonie kon ik niet terecht, omdat ik niet kon marcheren. Ik speelde in een aantal orkestjes, onder meer in het Veurnse orkest ‘The Stars’. In die periode leerde ik bij een zangcrochet in Wetteren ook mijn echtgenote kennen, die afkomstig was van Melsele.
En het bleef niet bij de Stars … Toen ik in een winkel in Brugge een klarinet wou kopen en er één probeerde, sprak de eigenaar me aan en nodigde hij me uit om bij zijn Big Band Louis Fiers te komen spelen. Omdat ik nog geen auto had, ging ik telkens met de tram en de trein naar Brugge en werd ik door hem terug naar huis gevoerd. Hij had er dus wel wat voor over om mij in zijn big band te houden. Kort daarna kocht ik mijn eerste auto en waren de problemen opgelost.
Speelde je dan nog veel in De Panne?
In de jaren 1960 richtte ik mijn eigen orkest op met 4 basismuzikanten en mijn echtgenote die zong. Doordat we een aantal jaren gerant waren in De Clan (het voormalige Le Littoral), konden we er vaak optreden. In die tijd traden we ook op andere locaties op, onder meer met Will Tura in Veurne, of in L’Armorial (nu Duinpanne), tot zelfs in Amsterdam.
We verbonden ons ook voor langere periodes aan andere etablissementen aan de kust. Zo waren we 3 jaar het huisorkest van het Casino van Duinkerke, speelden we 2 jaar in Blankenberge, waar we niet minder dan 3 shows per dag brachten, met onder meer Yvonne Verbeeck en Jacky Lafon. We traden ook 2 jaar op in dancing Elysée in Oostende.
Midden de jaren 1970 kwamen de discotheken op en verminderde de populariteit van de dansorkesten. We toerden nog een aantal jaren rond om het biermerk Kronenbourg te promoten, overdag in warenhuizen en cafés. We speelden dan in een Oberbayern-outfit, wat in de warme zomer van 1976 niet simpel was. Daarna verminderden de optredens tot het quasi helemaal stilviel.
Ben je dan helemaal gestopt met de muziek?
Ik ben altijd blijven muziek maken. Met mijn vrouw en onze dochters (die onze muzikale genen geërfd hebben) en met vrienden en kennissen ben ik altijd blijven optreden. Toen we ter gelegenheid van ons 25-jarig huwelijk het orkest weer samenbrachten, kregen we opnieuw de microbe te pakken. In 1998 traden we op voor de gemeente, maar omdat we ondertussen een grote bigband waren, enig in zijn soort, was dat voor het bestuur nogal duur. Vanaf dan heb ik jaarlijks op eigen houtje een optreden georganiseerd in De Panne. Wat weinigen weten, is dat wij trouwens vanaf 2002 tot aan het coronajaar ieder seizoen ook opgetreden hebben in de stad Luxemburg.
Wat bedoel je met ‘enig in zijn soort’?
Normaal heeft een bigband een welbepaalde samenstelling, maar ik voegde er twee fluitisten, twee klarinettisten en een accordeonist aan toe, zodat we een unieke sound hadden.
Kun je jullie jarenlange succes verklaren? Wat was jullie geheim?
Wel, het was zeker een voordeel dat ik zelf arrangementen kon schrijven. Wij namen destijds de succesnummers op met een bandopnemer en dan schreef ik die op. Zo konden wij veel vlugger de nieuwe liedjes brengen dan andere orkesten of bands. En daardoor waren we veel gevraagd. Ik schrijf trouwens nog altijd arrangementen en eigen composities en haal daar veel voldoening uit.
Heb je nog bepaalde anekdotes die je met ons wilt delen?
Te veel om op te noemen, maar deze is wel leuk. We hebben ooit eens opgetreden in het huidige Parkhotel. Dat was voor de horeca, waarop er ook vertegenwoordigers aanwezig waren van verschillende dranken. Er was afgesproken dat we van 21 uur tot 2 uur ’s nachts gingen spelen. Op dat uur vroeg één van die vertegenwoordigers om op zijn kosten nog een uur verder te spelen. De anderen konden zich dan natuurlijk niet laten kennen en betaalden ook om de beurt een uur bij. Zo zijn we pas om 9 uur ’s morgens gestopt met spelen … Dat waren nog eens tijden.
Bedankt voor je boeiende verhaal, Pol. Nog eens proficiat met je carrière en je leven vol muziek. En wie weet … treed je in 2025 nog een keer op als 88-jarige? Ik zou in ieder geval opnieuw in de zaal zitten.
Mocht de gezondheid het toelaten … Je weet maar nooit.
Deel op