De oudste bewoning van het huidige grondgebied van De Panne dateert van de 5de tot de 1e eeuw voor Christus. Er was ook bewoning in de Romeinse periode (van 70 tot 268 na Christus) en op het einde van de 7de eeuw ontstond in onze gemeente een Merovingisch-Karolingische handelsnederzetting die in de 10de evolueerde naar een middeleeuwse nederzetting met bewoners die vooral leefden van akkerbouw, veeteelt en strandvisserij. De plaatsnaam ‘Adenkercka’ kwam voor het eerst voor in 1123.
Onder de aartshertogen Albrecht en Isabella in de 17de eeuw, was er een periode van voorspoed. De Moeren werden drooggelegd en de vaart van Veurne naar Duinkerke (F) aangelegd. Tijdens de Franse Revolutie werd het minder fraai. De Fransen vielen onze streek meerdere keren binnen. Ondertussen had de Oostenrijkse keizer Jozef II in 1782, een verzoek gestuurd naar de kustgemeenten om de kustvisserij te stimuleren. Daarop werd de vissersnederzetting ‘Josephsdorp’ of ‘‘Kerckepanne’ gesticht (later De Panne). De eerste vissershuisjes’ werden gebouwd in de huidige Veurnestraat tussen de Zeelaan en de Kasteelstraat. Het gehucht, waar op 17 juli 1831 Leopold I, als eerste Koning der Belgen, voet op Belgische bodem zou zetten, werd bij Adinkerke gevoegd.
Onder meer door de steun van grootgrondbezitter Pieter Bortier, die aan de huidige Leopold I-Esplanade zijn ‘paviljoen Bortier’ bouwde, verbeterde het lot van de vissers en bloeide de visserij. Rond 1900 had De Panne, na Oostende, zelfs de grootste vissersvloot van de hele Vlaamse kust. Veel Pannese en Adinkerkse vissers werden ook IJslandvaarder, zoals onze bekendste visser Petrus Decreton (1853-1939), bijgenaamd Pier Kloeffe. Doordat de plannen voor een haven niet doorgingen, weken de vissers na WO I uit en ging de visserij teloor in De Panne.
Ondertussen had het toerisme zich beetje bij beetje ontwikkeld. De eerste toeristen waren vooral kunstenaars, die in de duinen leefden als kluizenaars van de zee. Na de aanleg van de spoorlijn Lichtervelde-Adinkerke verschenen de eerste hotels, pensions en vakantiehuizen voor de rijke bevolking die het zich kon permitteren ‘naar zee’ te gaan. De huidige badplaats ontstond door de aanleg van de Zeelaan, de pittoreske en vandaag beschermde Dumontwijk, de commerciële as Duinkerkelaan/Nieuwpoortlaan en de Zeedijk. Mevrouw Eugenie Terlinck-Baelden was één van de pioniers van het toerisme. De gasten van haar hotel Terlinck werden vanaf 1894 per koets afgehaald aan het station van Adinkerke. In 1901 werd de koets vervangen door een paardentram. De elektrische tramlijn Oostende-De Panne was in 1928 een feit. De ‘Koninklijke Baan’ bereikte De Panne in 1933.
Geleidelijk aan was De Panne geëvolueerd van een vissersgehucht naar een op het toerisme en de handel afgestemde gemeente. In 1911 werd De Panne zelfstandig. En bij de fusie in 1977 werd de moedergemeente Adinkerke bij De Panne gevoegd.